Hansjan Dijk
Lassen is het verbinden van metalen, waarbij het materiaal op de verbindingsplaats in vloeibare of deegachtige toestand wordt gebracht, terwijl al of niet materiaal van dezelfde of ongeveer van dezelfde samenstelling wordt toegevoegd. Waarbij al of niet druk op de delen wordt uitgevoerd op de verbindingsplaats.
Bij het lassen met inert gas beschermt het gas het smeltbad tegen de inwerkingen van de atmosferische lucht. De belangrijkste fysieke eigenschappen van de inerte gassen zijn de ionisatie-energie, het warmtegeleidingsvermogen en het chemische reactiegedrag. De ionisatie-energie is de energiehoeveelheid die nodig is om een elektron van een atoom te scheiden en de vlamboog zo elektrisch geleidend te maken. Wanneer de ionisatie-energie gering is, kan de vlamboog eenvoudig worden ontstoken en brandt daarna stabiel. De ionisatie-energie die verbruikt wordt om een elektron uit te trekken, komt vrij door middel van recombinatie met een elektron aan het werkstuk. Deze energie staat dan voor het lasproces ter beschikking. Gassen die op grond van hun geringe ionisatie-energie een stabiele vlamboog opwekken, kunnen de energie niet zo goed op het werkstuk overbrengen. Voor het lassen zijn er meerdere opties waaronder MIG MAG lassen.
Een ander mechanisme van de energieoverdracht is warmtegeleiding; die uiteraard afhankelijk is van het warmtegeleidingsvermogen van de gassen. Het chemische gedrag van de gassen is uit lastechnisch oogpunt onderverdeeld in inert, actief, oxiderend of reducerend. Bij oxiderende gassen ontstaat een afbrand van legeringselementen die echter bij de juiste gaskeuze kan worden verwaarloosd.